Wat moet je doen als er een storing lampje brand op de dashboard tijdens het auto rijden?
Rijschool Utrecht
Als er een storingslampje brandt op het dashboard tijdens het autorijden, moet je de volgende stappen ondernemen:
Blijf kalm en controleer het lampje: Identificeer welk lampje brandt. Verschillende lampjes hebben verschillende betekenissen (bijv. motorstoring, oliedruk, batterij, ABS, etc.).
Beoordeel de ernst:
Rood lampje: Dit wijst op een ernstig probleem. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats en schakel de motor uit.
Oranje of geel lampje: Dit duidt op een minder urgent probleem. Het is meestal veilig om door te rijden, maar laat het probleem zo snel mogelijk controleren.
Knipperend lampje: Dit kan een indicatie zijn van een ernstig probleem dat onmiddellijke aandacht vereist. Verminder je snelheid en zoek een veilige plaats om te stoppen.
Raadpleeg de handleiding: Kijk in de handleiding van je auto voor specifieke informatie over het betreffende lampje. Dit geeft vaak duidelijkheid over de aard van het probleem en wat je moet doen.
Controleer vitale functies:
Controleer de temperatuurmeter. Als de motor oververhit raakt, moet je onmiddellijk stoppen.
Controleer de oliedruk. Als de oliedruklamp brandt, kan dat duiden op een gebrek aan olie of een oliedrukprobleem, wat ernstige motorschade kan veroorzaken.
Neem contact op met een professional:
Bel de pechhulpdienst als je niet zeker bent van de ernst van het probleem of als je niet verder kunt rijden.
Rij naar een garage als het lampje aangeeft dat dit veilig is. Laat het probleem zo snel mogelijk diagnostiseren en repareren.
Welke storing lampje wat b?
Storingslampjes op het dashboard van een auto hebben verschillende betekenissen. Hier zijn enkele van de meest voorkomende lampjes en wat ze betekenen:
Motormanagementlampje (Check Engine Light): Dit lampje gaat aan wanneer er een probleem is met de motor of het emissiesysteem. Het kan variëren van een losse brandstofdop tot een ernstig motorprobleem.
Oliedruklampje: Dit lampje geeft aan dat de oliedruk te laag is. Dit kan duiden op een gebrek aan motorolie of een probleem met het oliesysteem. Stop onmiddellijk en controleer het oliepeil.
Temperatuurlampje (Koelvloeistoflampje): Dit lampje gaat branden als de motor te heet wordt. Dit kan veroorzaakt worden door een gebrek aan koelvloeistof of een probleem met het koelsysteem. Stop zo snel mogelijk en laat de motor afkoelen.
Batterijlampje (Accu waarschuwingslampje): Dit lampje geeft aan dat de batterij niet goed wordt opgeladen. Dit kan wijzen op een probleem met de dynamo of de batterij zelf.
ABS-lampje: Dit lampje gaat branden als er een probleem is met het antiblokkeersysteem (ABS). De remmen werken nog steeds, maar zonder de ABS-functie.
Airbaglampje: Dit lampje gaat aan als er een probleem is met de airbag(s). Dit betekent dat de airbags mogelijk niet correct zullen werken bij een ongeval.
Bandenspanning waarschuwingslampje (TPMS): Dit lampje geeft aan dat de bandenspanning te laag is in een of meerdere banden. Controleer de bandenspanning en vul indien nodig bij.
ESP / Traction Control lampje: Dit lampje gaat branden als het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP) of de tractiecontrole is ingeschakeld of als er een probleem is met dit systeem.
Gloeispiralen (Diesel): Dit lampje gaat aan bij dieselmotoren en geeft aan dat de gloeibougies bezig zijn met het voorverwarmen van de cilinders. Als het blijft branden, kan er een probleem zijn met de gloeibougies of het voorverwarmingssysteem.
Brandstoflampje: Dit lampje geeft aan dat het brandstofniveau laag is en dat je snel moet tanken.
Storing in automatische versnellingsbak: Dit lampje geeft aan dat er een probleem is met de automatische transmissie. Rijd voorzichtig en laat het zo snel mogelijk controleren.
Het is belangrijk om bekend te zijn met de specifieke lampjes van jouw auto. Raadpleeg de handleiding van je voertuig voor gedetailleerde informatie over alle waarschuwingslampjes en hun betekenissen.
Door deze stappen te volgen, kun je veilig reageren op een storingslampje en verdere schade aan je voertuig voorkomen.